Eeuwenlang vormden Rijn en Donau de noordgrens van het Romeinse Rijk en daarmee ook de grens tussen 'beschaving' en 'barbaren'. Het Romeinse Rijk was een sedentaire beschaving met een gecentraliseerd gezag en een beroepsleger. De economie was deels afhankelijk van slaven, die werkten op de domeinen van de elite. De Romeinse steden waren vooral bestuurlijke en administratieve centra. Brood, wijn en olijfolie vormden het dagelijks menu.

In dit gigantische rijk werden vele talen gesproken, maar twee talen waren van algemeen belang: het Latijn in het westen en het Grieks in het hellenistische oosten. De bestuurders en intellectuele elite spraken beide talen als lingua franca.

Meer informatie: nl.wikipedia.org