ADVERTENTIE
Wie toonde in 1857 aan dat melkzuurfermentatie door levende organismen wordt veroorzaakt?
Fermentatie (Latijn: fermentum, zuurdeeg) is, in de biochemie, het omzetten van biologische materialen (substraat) in afwezigheid van zuurstof (anaeroob). Bacteriën, schimmels (inclusief gisten) staan bekend om hun fermentatie, al vindt het ook in sommige dierlijke cellen plaats (zoals skeletspieren). Bij fermentatie vindt er - in tegenstelling tot aerobe respiratie - geen doorlopen van elektronen in een elektronentransportketen plaats. Tegenwoordig wordt fermentatie echter ook in ruimere zin gebruikt, inclusief aerobe processen. Fermentatie met behulp van bacteriën wordt in de voedingsindustrie veel toegepast. In de 19e eeuw werden grote ontdekkingen gedaan door Theodor Schwann, Justus von Liebig en Louis Pasteur op het gebied van fermentatie. Pasteur verschilde van mening met Von Liebig over de aard van het fermentatieproces. Liebig was van mening dat fermentatie het gevolg was van een chemisch proces, en dat de aanwezigheid van gist niet per se nodig is. Pasteur daarentegen ging ervan uit dat de aanwezigheid van micro-organismen essentieel is voor het fermentatieproces. In 1891 kreeg de Japanse chemicus Jokichi Takamine het octrooi op een fermentatiemethode, waarbij uit Aspergillus oryzae amylase werd geïsoleerd. Deze fermentatiemethode wordt tot op de dag van vandaag toegepast bij de bereiding van bepaalde enzymen.
Meer informatie:
nl.wikipedia.org
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE